Emmausklooster

Huize Emmaüs

Luchtfoto Emmaüsklooster

Op de plek van het huidige Emmaüsklooster stond destijds Huize Emmaüs. Het klooster is gesticht na de Val van ‘s-Hertogenbosch in 1629 toen aldaar de uitoefening van de katholieke godsdienst werd verboden. Ook de kapucijnen moesten de stad verlaten. Hun leidsman – Basilius van Brugge – verleende zielzorg in Ravenstein en later ook in Grave. Dit was Staats (dat betekende protestants) en er heerste geen godsdienstvrijheid.
In het Land van Ravenstein, waar Velp toe behoorde, heerste die wel. Daarom vestigden de kapucijnen zich uiteindelijk, in 1645, te Oud-Velp.

Vanuit dit klooster werd de zielzorg voor de katholieke bewoners van Grave verzorgd, vaak in het geheim. In 1662 werd het klooster uitgebreid en een nieuwe kapel werd gebouwd. In 1717-1719 werd een nieuw klooster gebouwd en in 1732 werd een kerk met een barokinterieur ingewijd. In de gevel ervan bevindt zich het wapen van Karel Philip van Palts-Neuburg, de heer van Ravenstein in 1663.

Franse bezetting

Tijdens de Franse bezetting konden de kapucijnen zich nog lange tijd handhaven, maar in januari 1812 moesten ze hun klooster ontruimen. Toen Napoleon was verslagen en het Koninkrijk der Nederlanden werd ingesteld, mochten de paters in mei 1814 hun klooster weer in bezit nemen, maar koning Willem I verbood hen novicen aan te nemen, zodat het klooster langzaam uitsterven zou. In 1840 werd door koning Willem II dit verbod ongedaan gemaakt. Er waren toen nog maar een paar – zeer bejaarde – monniken over.
Na de opheffing van het verbod kwamen er weer novicen en het klooster bloeide weer op. Ten gevolge van de ontkerkelijking in de jaren 60 van de 20e eeuw kwamen er opnieuw geen novicen meer. In 1979 werd het klooster, in samenwerking met de clarissen van Babberich, omgevormd tot een bezinningshuis. Het toenmalige gebouw werd in 1717 vernield door het overstromende Maaswater vernield.

Huidige Klooster

Vervolgens werd het huidige klooster in delen opgetrokken en het werd voltooid in 1733. In de voorgevel van de kerk is een steen uit 1633 ingemetseld met daarin het Wapen van de Heer van Revenstein.
Het klooster bestaat uit een kerk en drie vleugels, die een kloostergang vormen en om een vierkante
binnenhof zijn gegroepeerd. De gebouwen en de kapel dateren uit 1718. Het schip van de kerk is vergroot in 1733. De voorgevel met het wapen is uit 1663, het stenen Mariabeeld dateert van ongeveer 1700. Het stucgewelf van de kerk isuit 1846.

Interieur Kerk

De Kerk

Het meubilair in de kerk is – volgens kapucijn gebruik – van hout. Opvallend is het – deels mobiele – altaar, met een beeldengroep van de Emmaüsgangers en de familiewapens van de Heer van Boxmeer en diens vrouw als schenkers van deze opstand en van de beide zijaltaren.

De meest fraaie grafzerk in de kerk is die van Everdina van Weede, prinses van Anhalt Berenburg. Ze overleed in 1724.

De inrichting van de kerk is overduidelijk in barokstijl uitgevoerd.

De Kapel

Achter het altaar bevndt zich een kapel voor de in het klooster wonende broeders. Via te openen luiken konden zij meezingen met en luisteren naar de viering in de kerk.

Onze rondleider heeft hier een van de luiken naar de kerk geopend.
je ziet hier de achterkant van het rechter beeld in het kerkinterieur.

Er is ook een opening waardoor de priester zicht had op de andere kant.

De Kloostertuin


In de kloostertuin bevindt zich een pestkapel uit 1670. De paters die de pestlijders verzorgden leefden in afzondering van de kloostergemeenschap en droegen aldaar de Mis op.

Ook woonverblijven van deze ziekenverzorgers zijn nog aanwezig