De Mariakapel

De Kapel
De Marikapel werd gebouwd na 1929 toen Grave met een brug aan Gelderland vastzat. De kapel is een gemeentelijk monument en waakt over de toegang tot de provincie.
Er bestond een Mariakapel in het westen en de bedoeling daarvan was om Brabant van vreemde smetten te vrijwaren.
Toen dat gevaar ook uit het oosten kon komen, was het noodzakelijkook daar een Mariakapel te bouwen.
Op Hemelvaartsdag 15 mei 1947 werd de kapel ingezegend door de bisschop van Den Bosch mgr. W. Mutsaerts. In de openingsrede sprak rector Bekkers, die later Mutsaerts zou opvolgen als bisschop, de hoop uit “dat Maria in de kapel aan de Oostelijke toegangspoort tot Brabant er voor moge waken dat vreemde ideologieën buiten de grenzen van dit goede land worden gehouden”.
De tekst op de sokkel van het Maribeeld luidt:
‘Gegroet gij machtigste der vrouwen, die waakt aan de Brabantse Oosterpoort! Bescherm uw volk en al de gouwen, in ‘t Vaderland van Zuid tot Noord‘.

Johanna Hertogin van Brabant
Ze hebben echter een beetje veel gewild en daarmee wordt het wat onduidelijk. Ze wilden tevens Johanna Hertogin van Brabent eren.
Johanna van Brabant (1322-1406) werd geboren in Brussel als oudste dochter van Jan III – hertog van Brabant – en Maria van Evreux.
Johanna van Brabant had banden met de belangrijkste families in de 14e eeuw. Na de dood van haar echtgenoot – Graaf Willem IV van Holland – was ze pas 25 jaar oud. Na de rouwperiode ging ze op zoek naar een tweede echtgenoot en dat werd Wenceslaus, met wie ze samen het Hertogdom Brabant bestuurde.
Johanna trouwde in 1351 met Wenceslaus van Luxemburg (1337-1383), werd Gravin van Luxemburg en latger zelfs Hertogin van Luxemburg.
In datzelfde jaar stierf haar laatste broer en omdat er verder geen mannelijke erfgenamen waren, werd ze tevens Hertogin van Brabant.
Blijde Inkomste

Na haar officiële benoeming in 1356 maakte Johanna de traditionele tocht – ‘Blijde Inkomste’ genoemd – langs de Brabantse steden. Tijdens deze reis werden verdragen getekend met daarin de onderlinge afspraken. Na de dood van Wenceslaus in 1383 regeerde Johanna nog 23 jaar.
Tussen 1386 en 1388 zijn er meerdere veldslagen geweest in de omgeving van Grave en Cuijk. Beide steden behoorden tot het Hertogdom Brabant, echter de Heren van Cuijk waren enigszins weerspanning. In de oorlog tussen Brabant en Gelre kozen zij de kant van Gelre.
Johanna echter, eistte gehoorzaamheid en ging in 1386 de strijd aan met Grave. Daarbij kwam de Hertog van Gelre de stad te hulp en het lukte Johanna niet de stad in te nemen. Vervolgens vroeg ze de Bourgondische Hertog – Philip de Stoute (1342-1404) – de echtgenoot van haar nichtje Margaretha van Male om hulp. Echter het lukt opnieuw niet om de stad in te nemen.
Door al die oorlogshandeling raakte de schatkist behoorlijk leeg. De Heerlijkheid Cuijk bleef Brabants, maar kreeg veel eigen zeggenschap in haar gebied.
Erfopvolging
Bij die hulp door Philips de Stoute werd afgesproken dat Margaretha van Male Johanna na haar overlijden zou opvolgen. De Staten van Brabant accepteerden haar niet, ze waren wars van vrouwelijke erfopvolging.
In 1401 werd daarom Margaretha’s zoon – Antoon van Bourgondië (1384-1415) – aangesteld. Dit hield in dat hij het Hertogdom in naam van zijn moeder zou besturen en na haar dood het Hertogdom Brabant zou erven.